Interview: Wetenschapper aan het woord
Philip is Psychiater bij GGZ WNB. Hij heeft de afgelopen 10 jaar onderzoek gedaan naar antisociaal gedrag bij jongeren, en de rol van vervroegde puberteit hierin. Hij onderzoekt factoren zoals hormonen en risicofactoren om vroege interventie mogelijk te maken en jongeren met verhoogde risico's op antisociaal gedrag tijdig te kunnen ondersteunen.
Philip is Psychiater bij GGZ WNB. Hij heeft de afgelopen 10 jaar onderzoek gedaan naar antisociaal gedrag bij jongeren, en de rol van vervroegde puberteit hierin. Hij onderzoekt factoren zoals hormonen en risicofactoren om vroege interventie mogelijk te maken en jongeren met verhoogde risico's op antisociaal gedrag tijdig te kunnen ondersteunen.
Philip is Psychiater bij GGZ WNB. Hij heeft de afgelopen 10 jaar onderzoek gedaan naar antisociaal gedrag bij jongeren, en de rol van vervroegde puberteit hierin. Hij onderzoekt factoren zoals hormonen en risicofactoren om vroege interventie mogelijk te maken en jongeren met verhoogde risico's op antisociaal gedrag tijdig te kunnen ondersteunen.
Een korte introductie
Ik ben Philip Michielsen, sinds 1999 werk ik in Nederland, eerst nog in de opleiding tot Psychiater. Na deze studie heb ik nog een tijd gewerkt in Engeland. In 2004 ben ik begonnen als Psychiater bij GGZ West-Noord-Brabant. Daar heb ik tot nu toe allerlei dingen gedaan, ik ben daar begonnen als psychiater op de klinische vervolgbehandeling afdelingen voor EPA-patiënten. Hier heb ik onderzoek gedaan en uiteindelijk bijgedragen aan het starten van een nieuwe woonvorm die voor bewoners een betere kwaliteit van leven opleverde. Dit was een prille aanzet tot al wat meer onderzoek doen.
Na 3,5 jaar ben ik binnen de instelling overgestapt naar de ambulante polikliniek, hier deed ik zowel de intakes als kortdurende behandeling. Ik ben mij toen meer gaan specialiseren in ADHD, dit was toen bij volwassenen nog niet helemaal bekend. Destijds heb ik hier een behandelprogramma voor ontwikkeld, een therapiegroep opgezet met vaardigheids- en cognitieve therapieën. Die patiënten bleef ik zien voor diagnostiek, instelling, medicatie, leefstijladviezen en coaching. Gaandeweg kwam hier de doelgroep van mannen met impulscontrole problemen bij. Deze mannen kwamen niet vanuit justitie, dit was een onderscheid met de forensische polikliniek. Hierom heen zijn binnen ons team diverse ideeën ontwikkeld, kenmerken van deze doelgroep verzameld en ik heb mijn rol als psychiater daarin verder vormgegeven. Diagnostisch gezien hadden veel van deze mannen bijvoorbeeld ook ADHD, een persoonlijkheidsstoornis en/of een stoornis in gebruik van alcohol/drugs. Dit behoeft een aparte behandeling met multidisciplinair werken en inzetten van meerdere interventies. Een quick fix was er bij deze doelgroep niet.
Wat voor onderzoek doe je?
De afgelopen jaren heb ik een aantal onderzoeksvragen uitgewerkt naar aanleiding van onder andere de basismeting van The Iberry Study. Dit is een grootschalige cohortstudie naar dingen die goed gaan bij jongeren maar ook waar jongeren tegen aanlopen in het dagelijks leven. Ik onderzoek jongeren met antisociaal gedrag, intussen heb ik vijf papers gepubliceerd waar ik volledig of gedeeltelijk als eerste auteur opsta. Deze vijf papers staan ook in mijn proefschrift.
Binnen antisociaal gedrag onder jongeren heb ik mij verdiept in "puberteit timing", dit begrip slaat op de tijd van de aanvang van de puberteit maar dan in relatie tot andere jongeren en op geslacht gebaseerd. Bij meisjes is er sprake van een vervroegde puberteit wanneer de menstruatie aanvangt vóór de leeftijd van 12 jaar.
Op groepsniveau zie je dat heel veel studies aantonen dat met name een te vroeg begin van de puberteit, gemiddeld genomen in vergelijking met andere klasgenoten, geassocieerd is met allerlei negatieve uitkomsten. Zowel stemming/angst klachten als externaliserend /antisociaal gedrag, het eerder beginnen met roken en alcohol drinken, het vroeger hebben van seksueel contact en het krijgen van lichamelijke klachten op latere leeftijd. Een heel scala van negatieve uitkomsten, maar ik heb mijn focus gelegd op het antisociaal gedrag. In dit kader heb ik onder andere een systematische review gedaan naar wat geassocieerde hormonen zijn die betrokken zijn bij vervroegde puberteit en antisociaal gedrag. Anderzijds is er ook gekeken naar de samenhang van andere bekende risicofactoren van antisociaal gedrag, waaronder psychopathie kenmerken en spanningsbehoefte. Dit is een nog niet gepubliceerde studie maar dat komt binnenkort uit, hier hebben we zeker interessante dingen gevonden!
Waarom zijn deze onderwerpen zo belangrijk?
Deze onderzoeken zijn belangrijk om te achterhalen of er later in de adolescentie internaliserende en externaliserende symptomen worden ervaren. Het doel van het onderzoek is kijken of er mogelijk geassocieerde factoren zijn, potentiële risicofactoren die een aandachtspunt zijn bij de diagnostiek en waar ook aangrijpingspunten voor interventie zitten. Het is over het algemeen belangrijk om puberteit timing in kaart te brengen en het meer aandacht te geven. Dit kan binnen het onderwijs maar ook bij gezondheidszorginstellingen, zodat we dit ook weer in relatie tot antisociaal gedrag kunnen zien. Ten slotte zijn we benieuwd welke jongeren na de adolescentie problemen blijven houden.
Wat hoop je te bereiken?
Het op tijd bewustzijn creëren van waar het antisociaal gedrag vandaan zou kunnen komen en dat het in verband zou kunnen staan met het vroegtijdig in de puberteit komen. Zodat de risico-jongeren gedetecteerd worden en er uiteindelijk eerder hulp aangeboden kan worden. De hulp die aangeboden zou kunnen worden, zouden dan programma's zijn die hiervoor specifiek zijn ontwikkeld. Dit zou dan bedoeld zijn om dit soort jongeren te begeleiden rondom puberteit.
Hiervoor is echter wel meer onderzoek nodig, we weten bijvoorbeeld niet of psychologische factoren een belangrijke rol spelen in dit proces of dat het alleen een genetisch/biologische factor is waardoor deze jongeren vroegtijdig in de puberteit komen. Het kan ook te maken hebben met vroegkinderlijk trauma of dat de jongeren sowieso al meer kans hadden op delinquent of antisociaal gedrag omdat hun ouders dat ook in zich hebben. Maar het is ook mogelijk dat er andere psychologische factoren rondom zelfbeeld een rol spelen en daarin verwacht ik ook verschil in geslacht. Bij jongens die vroegtijdig in de puberteit komen zie je bijvoorbeeld soms ook positieve effecten, terwijl je bij meisjes alleen negatieve effecten ziet. De aanvang van de puberteit komt ook niet altijd overeen met wat jongeren zelf ervaren. Goede psycho-educatie zou dus al heel veel kunnen doen, jongeren uitleg geven, waar nodig geruststellen om het antisociaal gedrag te couperen.
Op donderdag 5 december 2024 verdedigt Philip Michielsen zijn proefschift ‘Antisociaal gedrag in de transitie naar volwassenheid’ bij de Erasmus Universiteit Rotterdam.
De verdediging is open te bezoeken: Erasmus Universiteit - Erasmus Building, gebouw A in de Senaatszaal van 13.00 tot 14.00 uur.