MijnGGZWNB

‘Alles is boos’

GGZ MOET DEUREN OPENEN VOOR MENSEN MET ANTISOCIAAL GEDRAG

Opiniestuk door prof. dr. Arno van Dam

Ze zijn lastpakken. Agressief. Snel boos. Op alles. Om niks kunnen ze door het lint gaan. Met hun omgeving liggen ze vaak in de clinch. Werk houden? Dat gaat heel moeilijk. Een relatie, kinderen? Dat loopt ook vaak fout. Met alle traumatische gevolgen voor die partner en die kinderen. Regeltjes? Afspraken? Dat bepalen ze liever zelf. Antisociaal gedrag heet dat. Nog officiëler een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Oftewel ASP.

Niet alleen voor zichzelf en hun naasten zijn ze heel moeilijk. Ook in de hulpverlening zit bijna niemand op ze te wachten en ontstaan vaak conflicten. Als het al tot een intakegesprek komt is het daarna snel afgelopen.

Formulieren, wachtlijsten, steeds weer een ander gezicht tegenover zich? Dat valt compleet verkeerd bij de antisociale mens. En dat maakt ie snel duidelijk. Want deze cliënt is meestal een man. En agressief. Die hulpverlener? Die heeft meestal geen trek in dit soort cliënten. Vindt ze te bedreigend. Kent ook de wereld van die man met dat ultrakorte lontje niet.

Op 1 oktober wordt Prof. Dr. Arno van Dam officieel benoemd tot bijzonder hoogleraar aan Tilburg University. Met als opdracht antisociaal gedrag, psychiatrie en maatschappij. Hij gaat onderzoek doen naar dit fenomeen.

Hoe antisociaal gedrag ontstaat? Dat begint thuis, legt hij uit. In de jonge jaren al. Een kind dat zich niet veilig voelt, zijn ouders en directe omgeving niet kan vertrouwen, geen liefde krijgt, te weinig belangstelling voor wat hem roert, waar sprake is van agressie, zo’n kind leert vooral voor zich zelf opkomen.

En krijgt dat kind een tik buiten op straat? De volgende keer mept hij zelf als eerste. Aanvoelen wat er in een ander leeft, wat die voelt? Dat komt bij hem niet binnen. Hij zit verstrikt in het eigen ik. En alles wat met gevoel te maken heeft kent maar éen standje: boos, altijd boos.

‘Ze zetten hun stekels op, de buitenwereld zit voor hen vol met mensen die hen bedreigen, bedriegen en bestelen. Ze hebben nooit hun eigen gevoelens leren kennen. Alles is boos, ook als ze verdrietig zijn.’ Voeg er een wat impulsief karakter aan toe. Gebruik van middelen. En er ontstaat een mix waardoor alles misgaat.

En dan krijgt zo iemand een etiketje als hij de zoveelste keren door dat onmogelijke gedrag in de problemen is gekomen. ASP. Dan is hij een psychiatrisch geval. Dat was lang het patroon. Maar inmiddels is er twijfel, vertelt bijzonder hoogleraar Van Dam.

Is dit wel een stoornis uit het psychiatrisch handboek, is steeds vaker de vraag die zich opdringt. Is dit in veel gevallen niet gewoon het gevolg van opvoeding, van omgeving. Is het afwijkend gedrag. Waar met een goede aanpak iets aan te doen valt.

‘Vaak wordt er gezegd: er is geen goede behandeling. En ze zijn toch niet gemotiveerd. Maar je moet het omdraaien. Als de uitval zo groot is bij deze groep moet je je hulp anders organiseren.’
Wachtlijsten, intakegesprek, vervolgafspraak, adviesgesprek, nog een wachtlijst. Iemand met antisociaal gedrag haakt af. Inderdaad. Want hij heeft toch al geen vertrouwen in zijn omgeving, in instanties. En ziet dat alleen maar bevestigd: ‘ze weten dat ik een probleem heb en doen er niks aan’, is zijn conclusie.

Daarom is de overtuiging van bijzonder hoogleraar Arno van Dam dat het anders moet. Zijn idee: ook deze cliënt heeft uiteindelijk behoefte aan menselijk contact. Geef hem zoveel mogelijk vaste hulpverleners, kom niet met vragenlijsten aan, met wachtlijsten. Stel je als hulpverlener flexibel op, verschuil je niet achter procedures.

‘Zo ontdek je dat ook dit mensen zijn met talenten en mogelijkheden.’ Die op een manier worden weggezet die in de overtuiging van Van Dam niet terecht is. ‘Ze zijn bezig met overleven, wij als therapeuten snappen niet hoe het is zonder geld of op straat te leven.’

Wat hij als bijzonder hoogleraar de komende jaren hoopt te bereiken? Dat deze cliënten wel hun weg weten te vinden in en naar de hulpverlening. En dat die hulp zich aanpast aan deze groep.

Maar ook: klopt het wel, dat stempeltje, dat stigma. Is iedereen die nu als antisociaal te boek staat dat ook inderdaad. Zijn ze allemaal zo eng als ze worden afgeschilderd? ‘We gaan honderden mensen onderzoeken.’ De uitkomst kan zomaar zijn dat veel van deze mensen vooral een jeugdtrauma hebben en daarom niemand meer vertrouwen. Of emotioneel verwaarloosd zijn. Dat ze simpelweg niet hebben geleerd zich in die ander in te leven. Of met hun eigen gevoelens om te gaan. Iets dat met therapie mogelijk wel is te verbeteren.

De volgende opgave: dat ook die hulpverlener ziet dat er contact is te maken door deze cliënten anders te bejegenen, anders te behandelen. En dan komen er vragen op. Kan elke hulpverlener met deze groep overweg? Moet hij of zij er een bepaald type voor zijn? Of kan die professional leren wat nodig is om een antisociaal mens wel te helpen. ‘Want er moet wel een klik zijn tussen de cliënt en de hulpverlener.’

En dat allemaal gekoppeld aan de inzet van ervaringsdeskundigen, ook een traject dat Van Dam meeneemt in het onderzoek waartoe zijn leerstoel hem in staat stelt. Agressieve mannen die inmiddels meer grip op zichzelf hebben. Ze weten inmiddels om te gaan met hun trauma en hun boosheid. ‘Van hen kunnen we veel leren. Ze kunnen de hulpverlener scherp houden. Maar maken ook makkelijker contact met de cliënten. Zij kunnen zeggen: ik heb mijn agressie nu onder controle, dat kan jij ook!’

Arno van Dam
Arno van Dam (1965) is als klinisch psycholoog en hoofd wetenschappelijk onderzoek werkzaam bij GGZ WNB in Halsteren. Zijn werkveld is de reguliere specialistische en de forensische psychiatrie. Van Dam is een expert op het gebied van antisociaal gedrag en landelijk actief, onder andere bij het Kenniscentrum Persoonlijkheidsstoornissen. Van Dam studeerde psychologie in Leiden en promoveerde in 2013 met onderzoek naar burn-outpatiënten. Zijn belangstelling voor antisociaal gedrag ontstond tijdens zijn werk voor de Riagg. Hem viel op hoe zorgverleners deze cliënten op voorhand uitsloten van behandeling. Gewoon omdat ze als te lastig werden ervaren en er geen goede behandeling voor handen was.

‘Maar ik zag ook hun getraumatiseerde vrouwen en kinderen die aanklopten om hulp.’ In elkaar geslagen door hun agressieve partner en vader. Dat zette hem aan het denken. ‘Wat als we wel die antisociale mannen zouden kunnen bereiken en behandelen.’ Dat zou heel veel leed bij die partners en kinderen wegnemen. Maar ook bij de antisociale mannen zelf. Die gebukt gaan onder hun eigen gedrag en zichzelf gewoon niet in de hand hebben.

In West-Brabant is inmiddels de zelfhulpgroep Mannen tegen agressie werkzaam. Met begeleiding vanuit GGZ WNB. Gebaseerd op een twaalfstappenplan waar Van Dam samen met ervaringsdeskundigen aan werkte. Voor GGZ WNB in Halsteren is de leerstoel van Van Dam belangrijk. De West-Brabantse instelling wil zich ontwikkelen tot kenniscentrum, onder andere op het gebied van antisociaal gedrag en agressie.

Terug naar alle publicaties